Grote Zus ( met een knipoog naar Big Brother)
In de Paasvakantie mocht ik met mijn grote zus mee naar Brabant, waar we logeerden bij een oom en tante. Ze hebben daar een boerderij met akkers en ook hebben ze koeien, paarden en varkens. Zelf wonen we in de stad, dus ik kende die dieren alleen maar van de kinderboerderij. In de Paasvakantie was ik nog zes, nu ben ik al zeven jaar oud en ik zit nu in groep vier. Ik kan al goed rekenen en met Pasen kon ik al een beetje lezen. Mijn zus is veel ouder, die is al dertien; grote jongens kijken al naar haar en ik geloof dat ze dat wel leuk vindt ook, maar ze doet net of het haar niks kan schelen. Ze zit graag te ginnegappen met andere grote meiden die ook dertien of veertien zijn. Ik ben haar kleine broertje, maar ze wil af en toe wel even met me spelen, zoals met autootjes rijden bij ons op zolder.
Ik kende daar in Sint Michielsgestel de weg niet goed, ik was er nooit eerder geweest. Ik moest nu bij mijn zus op de zelfde kamer slapen, omdat er verder geen ruimte was. Gelukkig stonden de bedden wel een eind uit elkaar.
Op paasmaandag gingen mijn oom en tante met ons uit rijden; we kwamen toen ook in ’s Hertogenbosch, waar we in een hele grote kerk rondliepen. Die dinsdag daarna had mijn zus geen zin om iets met mij te ondernemen. Ze wilde achter de computer zitten, ik denk om met meiden uit haar klas te chatten, of misschien wel met een vriendje. Ik wilde de buurt een beetje verkennen. Hier neem dit ding maar mee, zei ze toen. Aan een koord om mijn nek zat in een hoesje die nieuwe telefoon, waar je van alles mee kan doen. Het was haar verjaardagscadeau, dus ik moest er voorzichtig mee zijn.
Ik liep het erf af en vandaar nam ik een pad naar rechts en toen weer naar rechts. Ik kwam ondertussen langs verschillende boerderijen . Ik zag aan de linkerkant een blauw bordje met witte letters. Daarop stond ‘verboden toegang’ . Dat vond ik wel spannend. Ik liep een stukje het verboden pad in en dacht wel ik moet nu oppassen, dadelijk komt er een boswachter of politieman. Maar daarna ging het pad toch weer verder en kwam ik op een bosweg. Op een bord stond ‘Boxtel, zes kilometer’, dat kon ik al lezen. Ik liep een eind door en vergat de tijd. Ik liep eigenlijk verder zonder na te denken en ik wist ook niet mee zo goed hoe ik terug moest komen. Dat ding op mijn buik was ik ook al weer vergeten; ik wist alleen dat ik er voorzichtig mee moest zijn. Ik begon een beetje verdrietig te worden en zachtjes te huilen.
Opeens begon er op mijn buik iets te trillen, dat ding in het hoesje. Ik pak de telefoon uit het hoesje en zag ineens het gezicht van mijn grote zus. Ze kijkt me aan en zegt ‘ het is al half zes geweest, waar blijf je’. Ik zei dat ik alsmaar door was gaan lopen en een tijdje geleden dat bordje naar Boxtel had gezien. ‘ Blijf maar staan waar je nu bent Thijs, ik kom naar je toe’. Ik ging op het gras langs de weg zitten en was ineens blij met die grote stomme zus van me. Ze kwam eraan met de fiets en het eerste wat ze zei, was ‘domme jongen die je bent’, je tante was ook boos op mij dat ik je alleen weg had laten gaan, maar gelukkig dat ik je dat ding had meegegeven, dan kon ik je tenminste vinden. Ja, mijn grote zus kijkt naar me, zei ik verwonderd en ook met een beetje bewondering. Met haar hand veegde ze de tranen van mijn gezicht, ‘lief broertje van me’. Ik klom op de bagagedrager en hield me vast aan mijn zus. Dat mocht toen van haar.
© José van Rosmalen, 2013
Reactie plaatsen
Reacties