De eeuwige jeugd?
Op een foto die een paar dagen na mijn geboorte is genomen, draagt mijn oma mij in haar armen. Mijn oma ziet er op die foto uit als een oude vrouw, met een zwarte pothoed op. Ze was toen tweeënvijftig! Veel mensen kleedden zich vroeger ouwelijker; je kunt ook zeggen, veel ouderen van nu proberen langer jong te blijven of te lijken.
De generatie van de babyboomers, de mensen die na de oorlog werden geboren, groeide op in de jaren vijftig en zestig. Die generatie, waartoe ik mezelf kan rekenen, groeide in een andere cultuur op dan die van hun vaders en moeders. Kijk alleen maar eens naar de muziek. In de jaren dertig van de vorige eeuw, de tijd van de radio, luisterden mensen in Nederland naar hoorspelen en Nederlandse liedjes en ook wel naar Engelstalige artiesten zoals Bing Crosby en de Andrew Sisters. Je had toen nog geen muziek die zich in eerste instantie op de jonge generatie richtte. Pas na de Tweede Wereldoorlog werd die ‘markt’ ontdekt.
In de jaren vijftig en zestig kwam de popmuziek op om daarna niet meer te verdwijnen. Het begon met Billy Haley met zijn ‘Rock around the Clock’ en werd al snel gevolgd door Elvis Presley en andere rockzangers.
In de Verenigde Staten was in de jaren vijftig, zeker in de zuidelijke staten, er nog sprake van openlijke discriminatie van zwarte Amerikanen, waardoor ‘hun’ muziek minder makkelijk zijn weg vond naar de blanke Amerikanen. Elvis was blank, maar zijn muziek was duidelijk geïnspireerd op die van zwarte blueszangers. Dat geldt trouwens ook voor de grote Britse popgroepen zoals de Beatles, de Animals en de Rolling Stones.
Het feit dat blanke jonge mannen en een enkele vrouw (zoals Janis Joplin) de meer ‘ruige’ muziek bij veel jongeren populair maakte, leidde er weer toe dat hun zwarte voorbeelden zelf uit de schaduw konden stappen. Bo Diddley, John Lee Hooker, B.B. King en Muddy Waters werden vanaf de jaren zestig zeer populair.
Voor de generatie van de mensen die rond 1920 zijn geboren, was het in de jaren vijftig en zestig erg wennen aan al die nieuwe muziek, die soms alleen maar werd ervaren als ‘lawaai’. Ik herinner me nog hoe een muziekleraar op de middelbare school met afgrijzen sprak over het lied ‘Kom van dat dak af’ van Peter Koelewijn, terwijl de toenmalige pubers het prachtig vonden. Hetzelfde ‘generatieconflict’ deed zich voor als ik thuis naar ‘Tijd voor teenagers’ ( alleen de naam al!) wilde luisteren en mijn vader daar geïrriteerd op reageerde. ‘Zet die herrie alsjeblieft uit.’ De toen populaire transistorradio bood de mogelijkheid om op je eigen kamer of ’s avonds in bed te luisteren naar ‘jouw’ muziek.
De muziek die je in je jeugd hoort gaat vaak een leven lang mee. Op je zestigste kun je nog luisteren naar wat je als twintigjarige leuk vond. Natuurlijk staat de ontwikkeling van je smaak daarna gelukkig niet stil.
De generatie van huidige zestigers ziet nu de muzikale helden van de jaren zestig, voor zover nog in leven, echt oudere mannen en vrouwen worden. Mick Jagger, Bob Dylan, Paul Mc Cartney en Eric Clapton zijn rond de zeventig. Ik vind het bewonderenswaardig dat ze nog steeds doorgaan met hun muziek. Hun bankrekening is allang genoeg gevuld om het niet meer om het geld te hoeven doen. Ze vinden het dus echt leuk. De Haagse band the Golden Earring is een mooi Nederlands voorbeeld van overlevers in de popmuziek. Ook bij hen is er nog steeds het plezier in het muziek maken.
Ik lijk wat te zijn afgedwaald van mijn oma’s pothoed, maar de huidige ouderen zul je zo niet meer zien rondlopen. Je ziet tegenwoordig fleurig geklede zestigers, zeventigers en tachtigers. We willen meer bij de tijd blijven dan onze voorgangers. De eeuwige jeugd is niemand gegeven, maar er zijn nog vele actieve ouderen! Net als de oude rockers!
Een toepasselijk lied is ‘Forever Young’ van Bob Dylan. Het is via deze link te vinden.
http://www.youtube.com/watch?v=EUKUMmM89IQ
© José van Rosmalen, 2013
Reactie plaatsen
Reacties