Suzanna Jansen, Het pauperparadijs
Een jaar of tien geleden bezocht ik Veenhuizen en Willemsoord, de kolonies die ooit waren bedoeld om mensen weer op het rechte pad te brengen. Ik was onder de indruk van de panden met de moralistische opschriften in het Drentse landschap. In de museumwinkel kocht ik toen het boek ‘het pauperparadijs’ van Suzanna Jansen. Ik heb het nu voor de tweede keer gelezen.
Het is een heel goed voorbeeld van een persoonlijke familiegeschiedenis die tegelijkertijd een sociaal portret is en een beeld geeft van het beleid van overheid en samenleving in de afgelopen eeuwen. De Veenkoloniën werden gesticht door Jan van Den Bosch die ook gouverneur in Nederlands Indië was. Hij wilde de paupers uit de grote steden door orde en tucht heropvoeden, streng maar rechtvaardig. De voorouders van Suzanna Jansen kwamen hier terecht. Dat werd in de familie eerst verzwegen, uit schaamte voor dit verleden. Ook in latere generaties speelt schaamte voor armoede een grote rol, bijvoorbeeld bij haar opa en oma die in Amsterdam in armoede leefden. Alcoholisme van haar opa had een negatieve invloed. Ze schrijft een familieverhaal met persoonlijke betrokkenheid en vertelt ook veel over hoe er in verleden en heden tegen armoede wordt aangekeken. Dat is lang niet altijd begripvol, vaak ronduit afwijzend. Zo moest je als ‘steuntrekker’ in de jaren dertig vernederende beoordelingen ondergaan om een paar gulden steun te krijgen.
Het boek past in de inmiddels rijke traditie van non-fictie boeken met een persoonlijk en maatschappelijk verhaal die zich in Nederland heeft ontwikkeld. Ik denk bijvoorbeeld aan het werk van Geert Mak en Judith Koelemeijer.