Mag ik u een paar vragen stellen?
Wordt u daar nou ook zo moe van? Van die vraag: ‘Meneer of mevrouw, mag ik u een paar vragen stellen? Het gaat om een belangrijk onderzoek, waarvoor we graag uw mening willen weten.’ Op straat, via de mail, soms telefonisch, soms met een brief, maar alles bij elkaar veel te vaak wordt ons gevraagd wat we van dingen vinden. Als ik een keer buiten de deur eet, krijg ik al vragen over wat ik van de maaltijd vond, van de bediening en natuurlijk van de ambiance. ‘Hoe groot is de kans dat u ons restaurant aan anderen aanbeveelt?’ Nul procent als je je zo opdringt!
Als ik ongevraagd een blad krijg thuisgestuurd, komt onvermijdelijk de vraag wat ik van het blad vind en welke artikelen mij het meeste boeien. ‘Tja, ik zou het niet weten, maar dat is natuurlijk geen antwoord.’ De enquêteziekte waart inmiddels als een spook door Nederland. Je kunt een dagtaak maken van het invullen van vragenlijsten en van je mening geven over van alles en nog wat. Van al die enquêtes worden dan weer onderzoeksrapporten uitgebracht, want de opdrachtgevers willen natuurlijk waar voor hun geld.
Ik moet bekennen dat ik in mijn jonge jaren als student ook wel eens mensen heb geïnterviewd. Ik liep toen door een wijk in Amersfoort, met de instructie dat ik om de zes huizen aan moest bellen. Als iemand open deed was mijn openingszin: ‘Ik ben een student uit Utrecht; mag ik u namens bureau Blabla een paar vragen stellen? Dat moest een betrouwbare indruk wekken. Het onderzoek ging over wat mensen van ‘de politiek’ vonden en op welke partij ze zouden stemmen als er nu verkiezingen zouden worden gehouden. In die tijd, al weer ruim veertig jaar geleden, waren de kiezers standvastiger dan nu, Nederland was nog meer een land van zuilen. Je was katholiek, protestant, socialist of liberaal en in een enkel geval nog communist. Toen al kwam er beweging in dat verzuilde Nederland; er kwamen nieuwe partijen op, zoals D 66 en later DS‘70. D 66 houdt het met ups en downs inmiddels bijna vijftig jaar vol, dus die partij is in ieder geval geen eendagsvlieg.
Het doen van onderzoek was rond 1970 nog tamelijk bewerkelijk. Interviewers moesten vragenlijsten invullen, onderzoekers moesten de gegevens ordenen en interpreteren. Er bestonden alleen maar grote computers die veel minder konden dan de apparaten die we tegenwoordig kennen. Het doen van onderzoek vroeg om kennis en vaardigheid. Als interviewer moest je goed opschrijven wat iemand zei; soms moest je doorvragen, maar je mocht mensen geen dingen in de mond leggen. Je kreeg daarvoor een interviewtraining. Een onderzoeksrapport samenstellen kostte minstens enige maanden. Tegenwoordig kun je veel sneller vragenlijsten maken en ook veel sneller gegevens verwerken. Een onderzoekrapport kan dankzij de automatisering dan ook veel vlotter worden samengesteld dan vroeger.
Het gevolg daarvan is dat het doen van onderzoek zo ongeveer lopende band werk is geworden en dat de burgers steeds vaker worden lastig gevallen met de zin ‘mag ik u een paar vragen stellen.’ Wat ’s morgens aan mensen wordt gevraagd, wordt vaak diezelfde avond al op tv gepresenteerd als ‘de mening van het volk.’
Mag ik u een paar vragen stellen? Soms reageer ik daar nog altijd goedmoedig op, maar steeds vaker denk ik, daar gaan we weer, weer tien minuten van mijn tijd verbeuzeld aan vragen over wat ik van een bepaalde website of een merk soep vind of zou moeten vinden.
Wordt het niet eens tijd dat we wat minder meningen peilen en dat vaker de vraag wordt gesteld: ‘willen we dat wel weten.’ Zo kunnen we de enquêtemoeheid terugdringen! Bent u dat met me eens of juist niet? Het is maar een vraag!
© José van Rosmalen
Reactie plaatsen
Reacties
Je wordt er inderdaad af en toe moe van.
Als we de stad ingaan en ik zie van die personen, dan ga ik expres aan de andere kant van de winkelstraat lopen, want ik ben meestal in de stad om iets te kopen of gezellig te winkelen en dan heb ik geen zin om mijn tijd te verdoen met zulk soort vragen.
Aan de deur komen ze gelukkig niet meer omdat we een nee-nee sticker bij de deurbel hebben en bellen doen ze ook al zelden omdat we ingeschreven staan in het bel-me-niet-register. Scheelt een boel ergernis.