Elkaar bijstaan

 

 

Er was een tijd dat ik bij het woord mantelzorg vooral dacht aan een mevrouw of meneer die de jassen in een garderobe aanpakte, kortom aan iemand die zorgde voor je jas of mantel. Ik begreep het woord niet zo goed en vond het ook wel een jargonterm uit de maatschappelijke  dienstverlening. Je hoort op de markt immers niemand zeggen, ‘ik ben mantelzorger’, maar wel  ‘het gaat de laatste tijd wat minder met Piet’  of  ‘er komt meer op mij neer’.

Nu begrijp ik het allemaal wat beter, deels ook door eigen ervaring. Mantelzorg is hulp die mensen bieden aan mensen die hen nabij staan.  Het gaat daarbij niet om hulp door beroepskrachten, zoals bijvoorbeeld mensen die in de thuiszorg werken. Het is ook geen vrijwilligerswerk dat via een organisatie wordt geregeld. Mantelzorgers helpen  een partner, ouder of kind, met  een handicap of chronische ziekte. Het kan ook gaan om een ander  familielid, vriend of buurman met wie je contact hebt.  Je doet het uit liefde of verantwoordelijkheidsgevoel  voor iemand die je persoonlijk kent. Mantelzorg gaat daarbij een stap verder dan gewone zorg die mensen elkaar bieden.

 

Eigen ervaring

Mijn moeder werd na haar 75e jaar geleidelijk dement en ze woonde daarna nog zeven jaar op haar eentje zelfstandig in een flat, terwijl dat eigenlijk al niet meer verantwoord was. Naast de thuiszorg en medische zorg, had ik als enig kind van mijn ouders dagelijks contact met haar en deed ik wat ik kon om haar te steunen. Zij woonde in Utrecht en ik vlakbij Rotterdam, dus kon ik ook niet steeds beschikbaar zijn. Wel probeerde ik contact te houden met de mensen met wie zij te maken had, zoals de buren, de familie, de thuiszorg, de arts en de parochie van haar kerk. Zelf had mijn moeder niet het besef dat zij hulp nodig had en zij wilde beslist niet naar een verzorgingshuis, laat staan een verpleeghuis. Toch is zij na een val in huis in het ziekenhuis beland en daarna niet meer naar huis gegaan maar direct naar het verpleeghuis, waar ze nog bijna vier jaar goed is verzorgd. Hoe dramatisch dat ook was, mij gaf het toen ook een gevoel van rust. Ik hoefde niet meer dagelijks te bellen en me zorgen te maken, maar ging een of twee keer per week op bezoek en hielp haar dan met de broodmaaltijd. In die fase kon ze helemaal niet meer praten, maar ze herkende mij tot aan haar laatste dagen.

Zelf heb ik een spierziekte waardoor mijn onderbenen, voeten en handen zijn aangetast. Geleidelijk aan heb ik daardoor steeds meer moeite met lopen en met mijn handvaardigheid. Met het toenemen van de ernst van de handicap, neemt ook de afhankelijkheid van hulp en hulpmiddelen toe. Zo maak ik de laatste jaren gebruik van een loopfiets en doe ik bij het reizen met de trein een beroep op de NS- assistentieverlening.

Thuis springt mijn echtgenote bij met kleine hand- en spandiensten. Ze maakt een nieuwe pot pindakaas of een nieuwe tube tandpasta voor mij open.  Ze doet de dingen die ik niet kan, zoals stofzuigen, strijken en de wasmachine vullen. Gelukkig staan daar dingen tegenover die ik wel kan en doe, zoals de financiële administratie bijhouden; er is dus geen sprake van een eenzijdige afhankelijkheidsrelatie. Toch ben ik mij ervan bewust dat ik zelf nu  een beroep doe op mantelzorg. Zonder die praktische hulp zou ik het niet zo goed redden.

 

Mantelzorg in Nederland

Er zijn in Nederland veel mensen die mantelzorg geven en krijgen. Volgens Mezzo, de landelijke vereniging voor mantelzorg en vrijwilligerszorg gaat het om één op de vier Nederlanders. Voor zo’n 450.000 mensen in Nederland is het geven van mantelzorg belastend; zij komen te weinig aan zichzelf toe.

De overheid bezuinigt op  professionele hulp en doet een groter beroep op mantelzorg. Het gaat niet om een verplichting die de overheid afdwingt, maar het is wel duidelijk dat er in de toekomst (nog) meer van mantelzorgers wordt verwacht. De mantelzorgers verdienen daarom ondersteuning. Mezzo voert nu een actie onder het motto ‘niet verplichten maar verlichten’.

Als het gaat om verantwoordelijkheid van burgers, moet je overigens niet alleen kijken naar de mantelzorgers maar  ook naar de mensen met een chronische ziekte of beperking. Zij ‘zijn meer’  dan hun beperking en ze hebben ook hun talenten. Daarmee kunnen zij weer anderen helpen.  Zo komen zij ook uit de eenzijdige rol van zorgafhankelijke.  Dat alles uiteraard binnen de grenzen van het mogelijke.

In de week van de Chronisch zieken die elk jaar in de tweede week van november plaatsvindt, staat dit jaar de mantelzorg centraal. Daarbij wordt aandacht besteed aan de vrijwillige inzet van mensen met een beperking.

Over de actie ‘niet verplichten maar verlichten’, zie http://www.mezzo.nl/actie

Over vrijwillige inzet van mensen met een chronische ziekte of beperking, zie: http://www.chronischziek.nl/?p=2722

 

 © José van Rosmalen, 2013

 

Reactie plaatsen

Reacties

Er zijn geen reacties geplaatst.
Rating: 4 sterren
1 stem