De tocht

 

Het meisje reed op haar fiets van de Achterhoek naar Utrecht. Ze had haar fiets zwaar beladen en moest goed uitkijken om niet van die fiets met houten banden af te vallen. Het meisje was bang dat ze zou worden beroofd. Overal dreigde er gevaar. Doodop kwam zij die avond in de buurt van Utrecht. Daar zag ze langs de weg een jonge man in priestergewaad.

Later herinnerde ze zich die eerste ontmoeting uit 1944 nog goed. Na de bevrijding kwam ze de man weer tegen, nu zonder priesterkleding. Ze woonden en werkten allebei in Utrecht en waren mager en arm, maar vol hoop.

In het voorjaar van 1947 werd het meisje mijn moeder en de jonge man mijn vader.


© José van Rosmalen, 2014

 

zie ook: http://120w.nl/2014/de-tocht-3/