Dit boek biedt een wandeling door de tijd, met gedichten van de twaalfde tot met de twintigste eeuw, kort en bondig toegelicht en becommentarieerd door Gerrit Komrij. De gedichten staan in volgorde van de geboortedatum van de auteur. Je krijgt daardoor een boeiend overzicht in hoe de Nederlandse taal en de Nederlandse poëzie zich in al die jaren heeft ontwikkeld. De eerste In het Nederlands geschreven tekst dateert van zo’n negenhonderd jaar terug. Zonder toelichting zijn de teksten tot met de zeventiende eeuw voor de huidige lezer niet makkelijk toegankelijk. Dat komt door de spelling en door woorden die we nu niet meer begrijpen. Vanaf de negentiende eeuw is de taal voor de moderne lezer goed te begrijpen. Komrij behandelt de gedichten en de dichters met respect, zijn toon is niet cynisch zoals hij vaak wel als columnist was. Hij maakt ook mooie vergelijkingen, bijvoorbeeld tussen Bredero en Slauerhoff, die beide zichzelf ontleedden in een gedicht vol wanhoop ( Geestelijk lied resp. In memoriam mijzelf). Het is een bundel waar je de tijd voor moet nemen en waar je ook weer goed op terug kunt vallen.