F. Springer, Tabee, New York
In Tabee, New York, vertelt Springer over de jonge diplomaat Rudy, die in New York zijn eerste baan als vice-consulent bij de Nederlandse ambassade heeft. De roman is zeker deels autobiografisch omdat Springer zelf ook diplomaat was, onder meer in New York. Rudy groeide ook net als Springer op in Bandoeng en maakte daar de Japanse bezetting mee. Dollie was zijn jeugdliefde, die hij na zijn veertiende uit het oog verloor. Het verlangen bleef en bleek wederzijds. Als diplomaat komt hij Dollie weer in New York tegen, nu getrouwd met Menno, een vroegere schoolgenoot en branieschopper. Ze heet nu Dola en is moeder van enkele kinderen. Menno wordt werkeloos en het huwelijk raakt ontwricht. Er ontstaat een korte en heftige seksuele relatie tussen ‘Dollie’ en Rudy. Oude beelden van het Indische verleden komen terug. Dit zijn mijns inziens de mooiste passages in het boek. Vermakelijk zijn verder de ironische beschrijvingen van het werk van de ambassade, zoals die van officiële bezoeken. Het verhaal eindigt ermee dat Rudy een andere post krijgt in een Afrikaans land en dat hij te laf is om dat tegen Dollie te zeggen, die inmiddels voor hem wil kiezen en smoorverliefd is. Hij voelt zich er rot bij, maar hij laat de momenten voorbij gaan om er iets mee te doen. Wat dit voor haar verder betekent, blijft in de roman onbeantwoord. In hoeverre deze episode autobiografisch is, weet ik niet. Als dat zo is, heeft de auteur zijn eigen lullige gedrag in ieder geval beschreven.
Trefwoorden: Indisch verleden, Verenigde Staten, Tweede Wereldoorlog.
zie ook: https://www.goodreads.com/book/show/7077389-tabee-new-york