De eendagsvlieg

 

Vlieg Willem was een eendagsvlieg, met precies vierentwintig uur te leven. Het was ochtend en Willem werd wakker, zo om een uur of acht. Was er nou iemand die ‘Willem wordt wakker’ riep, of was het een stemmetje in hemzelf? In ieder geval begon hij de slaap uit zijn ogen te wrijven, hij keek eens op de wekkerradio en zag dat hij nog een groot deel van de dag voor zich had. Dat vond hij een prettig idee, ook al had hij geen afspraken in zijn agenda staan, want die andere vliegen, die zag hij wel, maar die leiden zo hun eigen leven, dus hij hoefde vandaag eigenlijk niks. Toch wilde hij er wel even uitvliegen, bijvoorbeeld de tuin verkennen of het parkje iets verderop en misschien wel een jongedame plagen door op haar neus te gaan zitten, zodat ze met haar handen zou gaan wapperen of zou roepen, ‘ga weg enge vlieg’.

Als vlieg ben je ook vaak niet welkom, bedacht Willem, hoewel mijn achterneefje, de bromvlieg het nog lastiger heeft; die wordt overal met de nek aangekeken. Willem dacht, ik ben toch meer een stille vlieg, eigenlijk een beetje verlegen. Al mijmerend ging de klok verder, het was nu al twaalf uur geweest, zo halverwege de dag dus. Ik moet toch eigenlijk nodig wat gaan doen, ik heb ook het eeuwige leven niet, al heb ik nog de middag voor me. Zal ik de tuin doorvliegen, het park en de vijver opzoeken of een zaal invliegen waar net mensen aan het vergaderen zijn. Dat lijkt me ook wel wat, dan kan ik kijken of ze een punt van orde hebben en of ze wel naar elkaar luisteren. Dan ga ik op de hamer van de voorzitter zitten, dat is spannend, want  dan kom ik misschien voortijdig aan mijn einde. Nee dat wil ik ook weer niet. Willem dacht meer dan dat hij deed, hij vloog eigenlijk in een cirkeltje rond, denkend aan alles wat hij zou kunnen doen.

Hij keek in de spiegel en zag dat hij al grijze haren begon te krijgen en wat rimpels. Mijn jonge uren zijn voorbij, ik word al een oudere vlieg met levenservaring. Die jonge vliegen die pas een paar uren leven stellen zich zo aan, ze willen laten zien hoe snel ze kunnen zijn, ik doe het nu wat rustiger aan, de avond breekt immers aan.

Willem dacht, laat dat park maar zitten en dat jonge meisje op die bank, die directeuren die daar gewichtig zitten te vergaderen, dat vrijende stelletje dat niet wil dat ik er tussen kom, en ook die andere vliegen die nog zo nodig moeten. Ik zie dat het donker is geworden, het loopt al tegen middernacht, ik had nog wel veel gewild maar nu eigenlijk niet meer, ik kan wel zeggen morgen is er weer een dag, maar niet voor mij!

©José van Rosmalen