Koud Berlijn ( 1968)
Bij de studentenvereniging Veritas in Utrecht zag ik een aankondiging van een studiereis naar Berlijn voor honderd gulden. De reis werd georganiseerd door de katholieke studievereniging met afdelingen bij diverse katholieke studentenverenigingen. Begin november 1968 ging ik met een bus naar Berlijn met studenten uit Tilburg, Utrecht en Wageningen. 's Avonds reden we door Oost Duitsland. We kwamen laat aan in het Studentenheim in West Berlijn en kregen daar nog te eten. Het was een bont gezelschap van corpsstudenten en links-alternatieve types.
Die links-rechts-tegenstelling ontaardde na een paar dagen in een knokpartij waarbij een student een bloedneus werd geslagen.
Het was koud in Berlijn, er lag sneeuw. Het verblijf lag in een verre buitenwijk, met de metro duurde de reis naar het centrum een half uur. Die metro reed ook 's nachts. We gingen naar het ministerie van Voorlichting in Oost Duitsland. Daar vertelde men ons dat 'antifascistische opvoeding' zo belangrijk was. 'De schoolboekjes voor kinderen vanaf drie jaar worden daar zorgvuldig op getest.' 'Het nazisme dient nooit meer een kans te krijgen.' Het ministerie was gevestigd in een groot grijs kantoorgebouw dat vanonder breed was en van boven steeds smaller werd. Het gebouw was een geschenk ‘van de Russische vrienden aan het socialistische broedervolk’. De reisleider van de groep, zei buiten bereik van de gastheren dat zo'n gebouw een suikertaart werd genoemd.
Je kon alleen of met enkele anderen Oost of West Berlijn te bekijken. De oversteek van West naar Oost was een heel gedoe. Je kon naar 'Drüben' via Friedrichstrasse en via Checkpoint Charly. Ik nam diverse keren de oversteek bij Friedrichstrasse. Daar stopte de metro uit West Berlijn. Je liep met je paspoort naar de douane. Voor inwoners van de Bondsrepubliek was er een andere rij dan voor andere buitenlanders. De douane bekeek de paspoorten zorgvuldig. Je moest verplicht een aantal Oostmarken tegen de koers 1 op 1 kopen. Bij Banken in West-Berlijn en bij geldwisselaars was de koers 4 Oostmarken voor 1 Westmark. De eerste keer hield ik me netjes aan de regels, daarna nam ik wat extra voordelig gewisselde marken mee. Het was een rare sensatie, om in een restaurant voor een kwart van de prijs die ik in Nederland gewend was te eten. Overigens veel luxe kwam ik in de DDR niet tegen. De Ratskeller bij de Alexanderplatz vond ik wel aangenaam.
Een keer zwierf ik hele stukken door Oost Berlijn en bezocht ik een cabaret met zang en satire die ik niet goed begreep. Bij de ingang werd me gevraagd of ik wellicht Tsjech was. De Praagse lente en het bloedige einde daarvan lagen vers in het geheugen. Ik voelde uit de reactie dat ze sympathie voor de slachtoffers van de Russen hadden. Op meer momenten voelde ik de afstand tussen de ideologie en wat mensen voelden. Het verdriet van de muur merkte ik bij twee vrouwen in de restauratie van het Oostberlijnse metrostation Friedrichstrasse. Ze zeiden, 'das ist ja schrecklich'. Een station met treinen die niet doorrijden. Je zag Oost- en Westduitsers die probeerden een glimp van elkaar op te vangen, maar dat was bijna onmogelijk. De muur sneed door families heen.
In die week ondernam ik meer dingen op mijn eentje. Zo bezocht ik de blauwe Gedänkniskirche, een opgebouwde ruïne aan het einde van de Kurfürstendamm. Ik ging naar een toneelstuk in het theater Forum, een stuk van Peter Handke, waar ik over had gelezen, 'Publikumbeschimpfung'. Dat was voor mij allemaal wel goed te volgen. De acteurs richtten zich rechtstreeks tot het publiek en daarmee werd het publiek zelf tot medespeler in het theater. Je moest je afvragen waarom je eigenlijk in het theater zat. Ik had de goedkoopste plaats genomen. Onderdeel van de voorstelling was om het publiek met de goedkoopste toegangskaarten de beste plaatsen te geven. Bij mij viel de voorstelling in goede aarde, bij sommige gegoede Berlijners wat minder. Een nare ervaring deed ik op in een kroeg, ik praatte aan een tafeltje met een oudere man. Hij dacht dat ik seks met hem wilde hebben. Geen haar op mijn hoofd die daar aan dacht. Toen ik eens om me heen keek bleek ik in een homo-café te zitten.
Het 'katholieke' van de reis zat vooral in de ontmoeting met Oostberlijnse studenten. We gingen met ongeveer tien studenten naar een studentenflat. We praatten over Nederland en Duitsland. Ze vertelden dat ze veel informatie oppikten door naar de Westduitse TV te kijken. Die welvaart was verlokkend en afstotend tegelijk. Het socialisme was meer sober en met minder verspilling zoals in het kapitalisme. Wat drukte was het gebrek aan vrijheid. Er werd gefilosofeerd over 'de derde weg', de combinatie van de goede dingen van Oost en west. Ik dacht daarbij aan gratis onderwijs, gratis gezondheidszorg, goedkoop openbaar vervoer. Maar ik dacht ook aan 'burgerlijke' vrijheden zoals de vrijheid van politieke keuze en van meningsuiting. Na het serieuze gedeelte deden we spelletjes. Ik leerde er het spelletje 'ik ga op vakantie en ik neem mee'; je moest iets noemen dat met de eerste letter van je voornaam begint en anders moest je op de knieën. De grap was dat je deze spelregel al doende moest ontdekken en dat het de deelnemers in uiteenlopend tempo lukte. Ondertussen dronken we wijn. Dat ging door tot half vijf 's morgens. De sfeer was vertrouwelijk en gezellig. De studenten maakten Partijleider Ullbricht openlijk belachelijk. Toen namen we afscheid. Enkele van de Oostduitse studenten reisden in de metro met ons mee tot aan Friedrichstrasse. Het was rond zes uur. De metro zat om die tijd propvol met vroege werkers. Het socialisme vroeg om noeste arbeid. Een Utrechtse medestudent begon nog een keer over Ullbricht. Ik zag de blik van de Oostduitse jongen 'zwijg alsjeblieft'. De stad was zo vrij niet.
Enkele corpsstudenten schepten op dat ze in Oost Berlijn zo goedkoop naar de hoeren konden. Die hadden wat minder belangstelling voor de ‘Derde weg’. Betaalde liefde op die manier vond ik goedkoop en beneden mijn waardigheid.
© José van Rosmalen, 2012
zie ook gedicht Berlijn 1968 in bundel 'Over grenzen'