Remco Campert 85!
Deze maand wordt Remco Campert 85. Zolang ik mij kan heugen is hij actief als schrijver, dichter en columnist. Remco Campert is de zoon van Jan Campert en Joekie Broedelet. Toen Remco nog een kleine jongen was, gingen zijn ouders uit elkaar. Hij groeide vooral op bij zijn moeder en grootouders en zag zijn vader slechts af en toe.
Jan Campert was dichter en journalist. Hij kwam in 1943 om in het Duitse concentratiekamp Neuengamme. Hij schreef niet lang daarvoor zijn beroemde gedicht ‘Het lied der achttien doden’, dat een belangrijk symbool van het verzet werd.
Joekie Broedelet was actrice en als zodanig tot op hoge leeftijd actief. Ze vervulde een ‘omarol’ in Sesamstraat en speelde ook wel mee in sketches van Van Kooten en De Bie. Hilarisch is de scene waarin de Haagse boefjes Jacobse en Van Es de tuin van een chique oude mevrouw ( Joekie) ‘winterklaar’ maken.
Remco Campert heeft geen vuistdikke romans geschreven zoals generatiegenoten als Mulisch, Jan Wolkers of Hella Haasse. Daar staat tegenover dat je hem een meester van de lichtvoetigheid zou kunnen noemen. Hij loopt niet naast zijn schoenen van verwaandheid. Primadonnagedrag is hem vreemd. Hij heeft nooit gewedijverd in de strijd wie de ‘grootste’ Nederlandse schrijver zou zijn. Mulisch en Hermans zetten zichzelf veel meer op een troon.
Remco Campert kwam na de oorlog vooral op als dichter en hij werd onderdeel van de stroming die zich ‘de Vijftigers’ noemde omdat de jaren vijftig van de vorige eeuw toen aanbraken. Bekende leden van die stroming waren Lucebert, Hugo Claus, Simon Vinkenoog en Bert Schierbeek. Zij wilden breken met de oude vormen en rijmen werd bijna taboe. Deze literaire stroming was verwant met de Cobragroep in de schilderkunst, die ook iets heel anders wilde dan wat daarvoor werd gemaakt. De bekendste vertegenwoordiger daarvan was Karel Appel.
Het waren de uitingen van een generatie van vooral jonge mannen die na de oorlog de wereld wilden bestormen. In hun ogen moest de kunst terug naar een direct en elementair niveau. Opvallend is dat vrouwen bij deze stromingen vrijwel ontbraken, behalve dan als ‘vriendin van’ of als muze. Er werd daarbij regelmatig van partner gewisseld. Enige losbandigheid hoorde zeker ook bij die tijd en generatie.
De stad Parijs werkte voor velen van hen als een magneet. Mensen als Vinkenoog, Appel en ook Campert koesterden de romantiek van het bohemienbestaan: in armoe leven op een kleine kamer, met vrienden drinken en roken en vooral je kunstenaar voelen.
Inmiddels is dat allemaal lang geleden. Van zijn generatie is Campert vrijwel de enige die nog zijn geluid laat horen. Het aardige van hem vind ik dat hij in zijn werk zichzelf weet te relativeren en ook de spot met zichzelf weet te drijven.
Zijn toon is vaak luchtig, maar in zijn werk is er zeker ook een serieuze ondertoon. Het is niet oppervlakkig. Een beroemd gedicht is ‘Iemand stelt de vraag.’ Dit gedicht gaat over verzet en hoe je daar als individueel mens een kleine bijdrage aan kunt leveren.
Verzet begint niet met grote woorden
Verzet begint niet met grote woorden
maar met kleine daden
zoals storm met zacht geritsel in de tuin
of de kat die de kolder in zijn kop krijgt
zoals brede rivieren
met een kleine bron
verscholen in het woud
zoals een vuurzee
met dezelfde lucifer
die een sigaret aansteekt
zoals liefde met een blik
een aanraking iets dat je opvalt in een stem
jezelf een vraag stellen
daarmee begint verzet
en dan die vraag aan een ander stellen
Dit gedicht spreekt me aan, net als het beroemde gedicht van zijn vader. De kracht zit in het durven te denken, jezelf en anderen vragen durven te stellen.
Laten we Remco een mooie verjaardag toewensen. Hopelijk houdt hij het schrijven nog even vol!
© José van Rosmalen, 2014