Voorwoord boekje over grenzen

 

Als twaalfjarige jongen wandelde ik met mijn vader in de bossen in de buurt van Groesbeek. We kwamen bij de grens die toen nog duidelijk gemarkeerd was. We gingen in het bos een stukje over de grens totdat een Duitse douanier met een hond ons zei dat we in Duitsland waren. Ik was toen nog nooit in het buitenland geweest en werd gefascineerd door de rituelen bij de grens.


De belangrijkste inspiratiebron voor het schrijven betreft ‘grenzen’ in ruime zin, inclusief de mogelijkheid ze te overwinnen. Bij mij speelt mijn fysieke beperking daarbij een belangrijke rol. Ik ervaar die beperking vanaf mijn kinderjaren. Je wordt daardoor geconfronteerd met het gevoel ‘anders’ te zijn. Pas later besef je dat iedereen ‘anders’ is en dat is maar goed ook. 

 

In de ideale wereld begrijpen en respecteren mensen elkaars grenzen en kennen zij hun eigen grenzen. Het kenmerk van idealen is dat zij niet altijd worden verwezenlijkt. Maar ooit las ik dat wie niet in dromen gelooft geen realist is.

 

Schrijven begint bij lezen. Ik ben in deze bundel schatplichtig aan Marten Toonder, Hugo Brandt Corstius en Willem Frederik Hermans. Schrijven eindigt bij kiezen, weglaten, schrappen en bij nauwkeurigheid. Tanja Beugelsdijk was hierbij mijn adviseur. Dat leidde tot een aantal verbeteringen. Een onafhankelijke blik is onontbeerlijk.

 

Ik draag dit boek op aan de liefde tussen mensen. Met name aan mijn echtgenote Margreet en onze zoon Joost. Maar ook aan ieder die niet stil wil staan bij de grens!

 

© José van Rosmalen