Toen ik nog geloofde ( sinterklaas)

 

 

Ik was in december 1952 vijf en een half jaar oud, de leeftijd van de gelovigen in Sinterklaas.  In de maand  september daarvoor was ik opgenomen in een bleekneuzenkolonie in Bunde bij Maastricht. Bij nonnen natuurlijk. Die nonnen hielden niet van pottenkijkers. Als kind mocht ik twaalf weken lang geen enkel contact met mijn ouders hebben. Zij mochten niet komen, niet bellen, zelfs geen kaartje sturen. Barbaars eigenlijk, vind ik nu. Een kind heeft immers liefde en aandacht nodig en daar ook recht op.

 Ik weet nog dat het een groot klooster was, met alleen maar jongens. Er waren slaapzalen. Ik sliep op een zaal die je via een andere zaal bereikte. Er stonden pispotten. Ik deed het een keer in mijn broek. Ik moest worden geboend. Dat ging hardhandig. Je moest veel eten, vooral dikke boterhammen. Elke dag wandelen. 's zaterdags onder de douche. Er waren zes douches naast elkaar. Je moest je uitkleden tot op je ondergoed. Dan kwamen de vorige jongens uit de douche en blies een non op een fluitje. Ik keek naar het water dat van boven kwam. Ik hield mijn hand er onder. Keek er eens naar. Dan hield het weer op. Aankleden. Donkere broek aan en lichte bloes. Zo sta ik ook op een foto. Als eerste in een rij. Dan naar de film. Ik herinner me de dikke en de dunne. Altijd Laurel en Hardy. Na zes weken kwam ik bij een non achter een groot bureau. Zij zei dat ik nog wel zes weken wilde blijven. Dat is goed voor je. Ik was het daar mee eens, zo werd mijn ouders gerapporteerd.

 Een ochtend ging ik mee met een non naar Maastricht om een nieuwe broek uit te zoeken. Er werden twee broeken voor me neergelegd, een bruine en een zwarte. Ik koos de bruine, maar kreeg de zwarte. Mijn voorkeur werd genegeerd.   We gingen ook nog ergens iets drinken. Het was voor haar toch een uitje. Ik bleef totaal twaalf weken in Bunde en kwam thuis op sinterklaasmiddag. De tafel stond vol pakjes. Toen geloofde ik!

 

© José van Rosmalen, 2012