James Henry Trotter wordt op jonge leeftijd wees en wordt ondergebracht bij twee nare tantes, Spons en Spijker, hardvochtige egoïstische krengen. Hij wordt door hen uitgebuit en mishandeld en heeft geen vriendjes om mee te spelen. Tot er op een dag een oude tovenaar komt en hem een drankje geeft. Dan begint het grote avontuur. Bij de perzikboom waar tot nog toe geen perzik aan groeide struikelt James en het drankje valt op de grond. Er komt ineens een perzik aan de boom en die begint te groeien, alsmaar te groeien. De nare tantes willen hem hebben, maar dat lukt ze niet. De perzik wordt steeds groter en het jongetje kan er in kruipen. De perzik rolt naar beneden en vermorzelt de tantes. In de perzik gaat een wereld voor James open. In de pit leven allerlei dieren zoals een spin, een lieveheersbeestje en een duizendpoot. De perzik wordt een groot zeeschip en als de haaien komen een luchtschip. James geeft de dieren allerlei vernuftige adviezen. Uiteindelijk komen ze aan in New York waar ze na aanvankelijke argwaan als helden worden onthaald. Roald Dahl weet een onwaarschijnlijk verhaal geloofwaardig en humoristisch op te dissen en spaart de tere kinderziel niet.