Kees Buddingh, Gedichten 1974-1985
Ik herinner me Kees Buddingh uit een of enkele optredens tijdens het Poetry International festival in Rotterdam. Het moet eind jaren zeventig of begin jaren tachtig geweest zijn. In deze bundel zijn de gedichten gebundeld die hij in de elf laatste jaren van zijn leven schreef. Buddingh stond onder meer bekend als humoristische dichter, maar hij was toch eerder mistroostig dan opgewekt. Het thema ‘de dood’ komt veel in zijn werk voor. In de oorlog werd hij vanwege tbc in een sanatorium opgenomen en hij overleefde dit ternauwernood. Hij schreef opvallend veel in memoriamgedichten opgedragen aan mensen die hij gekend had of bewonderde. Door zijn activiteiten in het literaire wereldje kende hij veel schrijvers en dichters. Buddingh woonde zijn leven lang in Dordrecht en hij voelde zich er thuis. Veel van zijn gedichten gaan over alledaagse dingen. Hij schrijft met liefde over zijn vrouw en twee zoons en zijn huisdieren. Een ode aan huisje boompje beestje. Daarnaast schreef hij ook fantasiegedichten, de zogeheten gorgelrijmen. Dat deed hij als twintiger en kort voor zijn dood, in 1984 en 1985 pakte hij deze draad weer op met gedichtjes over fictieve dieren.
Ik citeer er een van:
De forelmuis
De forelmuis weet niet goed
Of hij lopen of zwemmen moet
Niemand die ‘t hem ook vertelde,
want zijn vader viel te Velde
toen hij nog maar ‘n baby was
en zijn moeder beet in ‘t gras
eer zij hem had kunnen leren
hoe zich te mobiliseren,
zodat hij, ten einde raad,
crawlvoets door het leven gaat.
Ach, de wet moest ‘t ook verbieden,
dat verwekken van hybriden.
Buddingh leefde van de pen, maar moest daarbij ook wel veel schnabbelen. Hij deed veel vertaalwerk.
Een strofe hierover:
Ik heb alleen maar schrijver willen worden.
Dat kan in ons land nauwelijks, dus heb ik
veel tijd met slavenwerk moeten verdoen.
Dit staat in het gedicht ‘ naar aanleiding van een fotootje’.
Ik citeer er een van:
De forelmuis
De forelmuis weet niet goed
Of hij lopen of zwemmen moet
Niemand die ‘t hem ook vertelde,
want zijn vader viel te Velde
toen hij nog maar ‘n baby was
en zijn moeder beet in ‘t gras
eer zij hem had kunnen leren
hoe zich te mobiliseren,
zodat hij, ten einde raad,
crawlvoets door het leven gaat.
Ach, de wet moest ‘t ook verbieden,
dat verwekken van hybriden.
Buddingh leefde van de pen, maar moest daarbij ook wel veel schnabbelen. Hij deed veel vertaalwerk.
Een strofe hierover:
Ik heb alleen maar schrijver willen worden.
Dat kan in ons land nauwelijks, dus heb ik
veel tijd met slavenwerk moeten verdoen.
Dit staat in het gedicht ‘ naar aanleiding van een fotootje’.