Anjet Daanje, Het lied van ooievaar en dromedaris

 

image

Ik ben begonnen met het al diverse malen gelauwerde boek van Anjet Daanje. Vol verwachting dus. Het begint veelbelovend. We komen terecht in de negentiende eeuw, in Engeland. Een tijd waar veel kindersterfte voorkwam, een moeder die sterft in het kraambed, slechte hygiënische toestanden. Daanje wil vele verhalen vertellen. Ik heb pas de woeste hoogten van Bronte gelezen, een goede basis voor dit boek dat daarop voortbouwt.

Het boek is een ode aan de romankunst, waarvoor de basis in de negentiende eeuw gelegd werd, met name in Engeland. Specifieker aan de drie zussen Bronte die romans schreven die klassiekers zijn en die tot heden als inspiratiebron gelden. Daanje brengt dus ook een ode aan drie vrouwelijke auteurs. Het boek is boeiend en goed te volgen. Je moet er wel de rust voor nemen, aandachtig lezen.

Al lezend raak ik steeds meer onder de indruk van deze omvangrijke en gelaagde roman. Het is zonder meer een vijfsterrenboek, het leven in de negentiende eeuw met slechte hygiënische omstandigheden wordt er kleurrijk en beeldend in beschreven, er worden lijnen gelegd naar het heden en de toekomst, het is een boek over leven en dood, over liefde en haat, een absolute topper in de Nederlandse literatuur. Ik denk dat Anjet Daanje nog veel meer internationaal gaat doorbreken, mogelijk wordt zij de eerste Nederlandse auteur die de Nobelprijs voor literatuur gaat krijgen. Het is een organisch weefsel, zoals het omslag al suggereert, een spannend leesavontuur.

Een van de thema’s is het getal zeven. Dit komt steeds weer terug, vooral als ongeluksgetal, een lot dat vooral jongens met de naam Emery treft. Ziekte en dood komen steeds weer terug, vooral in de gedaante van vliegen.
Het boek is eigenlijk een multiroman met elf hoofdstukken die elk een novelle met een levensverhaal bevatten. Die verhalen staan niet los van elkaar, verwijzen ook naar elkaar, vormen een organisch weefsel. Daanje trekt daarbij verschillende taalregisters open; dan weer lees je een liefdesverhaal, dan een biografie of een filosofische beschouwing. Soms ook poëzie, het is zoveel ineen dat het bijna overdonderend wordt. Het boek hoort tot de monumentale boeken uit de Nederlandse literatuur en kan wedijveren met bijvoorbeeld ‘de ontdekking van de hemel’, ‘de boeken der kleine zielen’ en ‘het verdriet van België’ .

Het laatste hoofdstuk speelt in Nederland in de twintigste en het begin van de eenentwintigste eeuw. De hoofdpersonen zijn Ties Auwerda en zijn vriendin en latere vrouw Heleen. De tijd is hier het centrale thema. Ties maakt horloges, Heleen bestudeert de tijd als technisch natuurkundige. Zij is theoretisch begaafd, Ties is van kinds af aan bezig met klokken. Het laatste hoofdstuk staat inhoudelijk op zichzelf, maar het reflecteert ook op de vorige tien hoofdstukken. Een terugkerend element zijn de vliegen, die vaak de dood aankondigen. Ook het eten van een boterham met bramenjam als troosteten komt in het boek regelmatig terug . Het is alles bijeen een boek met veel invalshoeken, je moet het over je heen laten komen. Je kunt het stellig een tweede maal lezen, dan ontdek je vast nieuwe elementen, maar voorlopig laat ik het hierbij. Ik heb een uur of twintig aan het boek besteed en nooit de neiging gehad om te stoppen, in het besef dat dit boek een bijzonder boek is, een hoogtepunt in de Nederlandse literatuur van een uitzonderlijk begaafde auteur.