W.F. Hermans, lastig mens, groot schrijver?

De Nederlandse schrijver Willem Frederik Hermans overleed in het voorjaar van 1995, nu ruim twintig jaar geleden. Hij werd tot de belangrijkste Nederlandse schrijvers gerekend. Ik heb veel van zijn werk gelezen en dat werk deels ook bewonderd. Als persoon leek hij me tamelijk onaangenaam, maar dat vond ik zeker geen beletsel om zijn boeken te lezen.

Onlangs heb ik de uitgebreide biografie over Hermans gelezen die is geschreven door Willem Otterspeer, twee kloeke delen met totaal ongeveer 1500 bladzijden. De biografie behandelt het leven en werk van Hermans in chronologische volgorde.

Hij groeide op in een gezin waar presteren hoog stond aangeschreven en waar weinig liefde werd getoond. Zijn oudere zus Corrie was een voorbeeldige leerling op school, waar Willems prestaties mager bij afstaken. Toen de oorlog uitbrak pleegde zij zelfmoord of werd zij door haar geliefde vermoord; de toedracht van wat er precies gebeurde is niet helemaal duidelijk. Het kan dat Corrie en haar minnaar allebei zelfmoord wilden plegen, het kan ook heel goed dat de –veel oudere- minnaar haar doodde en vervolgens de hand aan zichzelf sloeg. Duidelijk is dat dit alles op de toen nog achttienjarige jongen veel indruk maakte.

Hermans staat er om bekend dat hij vaak anderen de maat nam. Hij had bepaald geen vrolijk beeld van de wereld. Alleen al de titels van een aantal boeken wijzen daarop. Denk aan ‘Moedwil en misverstand,’ ‘paranoia’, ‘een wonderkind of een total loss’ en ‘het sadistisch universum’. Hier sprak weinig vertrouwen uit, niet wat je noemt een positief mensbeeld.

Hij heeft enkele meesterwerken geschreven en zeker ook een aantal mindere boeken. ’ De donkere kamer van Damocles’ en ‘Nooit meer slapen’ worden algemeen als klassiekers in de moderne Nederlandse literatuur beschouwd. ‘De donkere kamer van Damocles’ is een roman over de oorlog die vooral spannend is door het motief van de dubbelganger, die als twee druppels water op de hoofdpersoon lijkt. De hoofdpersoon kan als het er op aan komt het bestaan van de dubbelganger niet bewijzen, omdat de foto waarop deze zou moeten staan, mislukt is.

De tweede wereldoorlog bleef Hermans een groot deel van zijn leven bezighouden. Hij speelde een belangrijke rol bij de ontmaskering van Weinreb, die beweerde dat hij met zogenaamde lijsten veel joden van de ondergang had gered en dat hij op slimme wijze de Duitsers met hun eigen wapens had weten te verslaan. Sommigen geloofden hem gretig, zoals de publiciste Renate Rubinstein. Dit leidde tot een langdurige en verbeten polemiek in het blad Vrij Nederland en ook daarbuiten. Uiteindelijk volgde er een historisch onderzoek naar de feiten en daaruit bleek dat Hermans het bij het rechte eind had. Friedrich Weinreb was een valse profeet die de boel belazerde en er alleen zelf beter van werd.

In het boek van Otterspeer wordt iets over Hermans onthuld, waar hij zelf nooit over heeft gesproken en dat in ieder geval niet het beeld oproept van iemand die in de oorlog zelf principieel stelling nam. Hij liet zich tijdens de oorlog vrijwillig als lid inschrijven bij de Duitse Kultuurkamer. Achteraf gezien zou je dat als een daad van collaboratie kunnen zien, waar je niet trots op hoeft te wezen. Je kunt er natuurlijk ook met een zekere mildheid naar kijken, zoals je dat zeker ook kunt doen als het gaat om de route die Willem Aantjes in de oorlog koos. Die mildheid voor bijvoorbeeld Aantjes was bij Hermans overigens helemaal niet aanwezig.

Naast de oorlog speelde de wetenschap een belangrijke rol in Hermans’ leven. Hij studeerde fysische geografie en promoveerde hier later ook in, zelfs met lof. Pikant is dat Gerard van het Reve toen een van de twee paranimfen was. In die tijd waren beide mannen nog goed met elkaar bevriend.

Als fysisch geograaf maakte Hermans diverse reizen, onder meer naar het hoge noorden. Hieraan ontleende hij de kennis en inspiratie voor zijn roman, ‘Nooit meer slapen’, over de vergeefse zoektocht naar een meteoriet. Dit boek kun je lezen als een reisverslag, maar zeker ook als een zoektocht die op niets uitloopt. Het is een boek dat ook bij herlezing niet verveelt.

Hermans werd lector in Groningen. Dit leidde uiteindelijk tot een drama. Hij had de neiging om anderen daarvan de schuld te geven, maar het is wel duidelijk dat hem zelf ook blaam trof. Hij raffelde zijn colleges af, hij maakte reizen die weinig met zijn vakgebied te maken hadden en declareerde daar niettemin de kosten van. Hij was weinig aanwezig in zijn wetenschappelijk instituut. Kortom, elke werkgever zou zo’n werknemer liever kwijt dan rijk zijn. Zelf zag hij dat toch anders, hij ervaarde de kritiek op zijn functioneren als tegenwerking.

Na zijn vertrek uit Groningen woonde hij jaren in Parijs. Hij rekende af met ‘Groningen’ in zijn roman ‘Onder professoren’, waarin diverse personen herkenbaar in werden beschreven. In literair opzicht bleef deze roman ver achter bij zijn vroegere werk.

Toch heeft Hermans toen hij al tegen de zeventig liep nog een mooie roman geschreven, ‘Au Pair’, waarin een jong meisje uit Zeeland de hoofdpersoon is. Opvallend is dat hij hier wel met mildheid over haar schrijft. Bovendien is het weer eens een goed geschreven boek.

Uit het lezen van de biografie van Otterspeer wordt duidelijk dat Hermans een bozige en vaak rancuneuze man was, die niet alleen streed tegen echt onrecht, maar ook vaak vocht tegen windmolens. Ook wordt duidelijk dat hij soms onredelijk is verguisd, bijvoorbeeld toen de stad Amsterdam hem in de ban deed omdat hij een reis door Zuid-Afrika had gemaakt en daar allerlei lezingen had gehouden. Hij was zeker geen racist en ook zeker geen aanhanger van het apartheidsregime. Het was dus een vorm van dwaasheid van de gemeente Amsterdam om zo met zijn literaire zoon om te gaan.

Hermans stelde er wel prijs op met egards behandeld te worden en sloeg daarin nogal eens door als het ging om de honoraria die hij bedong. Waarschijnlijk heeft de schraperige opvoeding hiertoe bijgedragen. Zo is aannemelijk dat hij een succesvolle internationale doorbraak van zijn werk zelf in de weg stond door de onderhandelingen met buitenlandse utgevers te frustreren met onredelijke financiële eisen.

Hij bleef daardoor een Hollander in Parijs die in Frankrijk verder onbekend was. Ook in andere landen sloeg zijn werk niet erg aan. Sommige andere Nederlandse auteurs is dat beter gelukt, bijvoorbeeld Nooteboom, Mulisch, Marga Minco en natuurlijk het Dagboek van Anne Frank, verreweg het meest vertaalde Nederlandse boek ooit.

Hermans zijn gezondheid verslechterde, hij had op het laatst weinig vrienden meer over. Het overkwam hem maar het was ook het resultaat van zijn eigen handelen.

Na het lezen van de biografie weet je meer van hem, nog meer hoef je niet te willen weten. Toch blijft hij een mysterie. Ik denk dat het mysterie is, dat hij boeken heeft geschreven, die het lezen en ook het herlezen waard zijn. Het is het raadsel van de unieke kwaliteit, die je ook in een dikke biografie niet helemaal kunt vangen. Neem alleen al die titel: ‘ Nooit meer slapen’. In die titel vang je de poolcirkel, de muggen, het licht, de angst, het avontuur.’

Dan vergeet je alle hebbelijkheden en duik je in de wereld van het boek dat je bij de kladden pakt, ook al is het vijftig jaar geleden geschreven en ook al heb je het al eerder gelezen.

Alleen daarom al was Hermans niet alleen een lastig mens maar vooral toch ook een groot schrijver.

 

José van Rosmalen,  2015