Gerrit Krol, De man achter het raam
De hoofdpersoon van deze roman is Adam, een computer. Adam was volgens de Bijbel ook de eerste mens, door God geschapen. Adam begint als een machine die op een kantoor staat. Door de week zijn er mensen om hem heen, die hem hebben ontworpen, Rudy en Wessel. Adam begint ook menselijke trekken te krijgen, hij krijgt honger, hij krijgt gevoelens, hij krijgt belangstelling voor een vrouw, Anna. In het boek wordt Adam steeds meer een mens, dus ook een sterfelijk wezen. Krol trekt bij mij als lezer weinig emotionele registers open, maar doet wel een beroep op je intellectuele registers. Waar begint het leven, waar houdt het op? Kun je kunstmatige intelligentie creëren, kunnen mensen een brein scheppen dat sterker is dan het menselijk brein? Toen Krol dit boek in 1982 publiceerde was kunstmatige intelligentie nog niet zo ver gevorderd als nu, inmiddels kunnen de beste menselijke schakers het niet meer winnen van een schaakcomputer. In die zin was Krol met dit boek zijn tijd vooruit. Krol werkte bij het schrijven van een boek niet volgens een van te voren opgesteld schema, maar bouwde het geheel op van losse bouwstenen en invallen. In dit boek is het resultaat redelijk geslaagd. Ik aarzel tussen 3 en 4 sterren.