Zonnetje
Ik ken een ouder stel. Ze heten Toos en Kees. Ze wonen al vele jaren in Rotterdam. Kees is nu vierenzeventig, Toos vierde pas haar tweeënzeventigste verjaardag.
Kees kan veel dingen niet meer volgen. Hij raakt makkelijk de weg kwijt. Hij kan niet meer alleen winkelen. Vroeger reed hij als vrachtwagenchauffeur door heel Europa, maar die tijd ligt nu ver achter hem. Graag doet hij nog wel stoer, maar voor allerlei dingen is hij tegenwoordig van Toos afhankelijk. Zij legt zijn overhemden en zijn sokken klaar, ze let er op dat hij elke dag schoon ondergoed aantrekt. Ze let er ook op dat hij na het plassen de rits van zijn broek niet open laat staan. Zelf denkt hij daar niet altijd aan, hoewel hij zich wel schaamt als er iets fout gaat. ‘Zeur nou niet zo Toos,’ zegt hij dan, ‘ik ben geen klein kind.’
Toos voelt zich verantwoordelijk. Ze let voortdurend op. Ze weet dat hij niet meer alleen boodschappen kan doen. Hij gaat daarom vaak met haar mee en draagt dan de tas. ‘Zo help je mij’, zegt ze dan. Hij loopt meestal niet naast haar, maar achter haar aan, een beetje sjokkend.
Toos wordt wel eens zenuwachtig van alle zorgen. Ze ziet er tegenop dat Kees straks nog meer afhankelijk wordt, nog vergeetachtiger. Ze slikt nu medicijnen omdat ze problemen heeft gekregen met haar bloeddruk. Met de huisarts praat ze over haar man. Het woord is gevallen, hij heeft Alzheimer. Nu is het nog in een mild stadium, buitenstaanders merken het vaak nog niet. Tegen de buren gedraagt Kees zich altijd nog even joviaal als vroeger, hij maakt graag met iedereen een praatje. Pas als je iets langer met hem praat voel je dat hij de scherpte mist, die hij enkele jaren terug nog had.
In Rotterdam zijn er duizenden mensen zoals Toos, net zoals er duizenden mensen zijn zoals Kees, die niet alles zelf meer kunnen. Ook al zal Toos zelf het woord niet gebruiken, Toos is een van de vele mensen die mantelzorg bieden . Mede dankzij die mantelzorg kan haar man nog zelfstandig wonen, alleen zou hij dat niet meer redden.
De getrouwde zoon van Kees en Toos woont met zijn gezin in Zwolle, twee keer per maand zien Toos en Kees de kleinkinderen. Toos ziet Kees opleven als hij met de kleine jongen autootje rijden speelt. ‘Brrr, brrr, tuut tuut’, zegt de auto. De zoon doet af en toe wat klussen in het ouderlijk huis zoals een lamp ophangen of wat schilderwerk. Door zijn werk kan hij niet vaker langs komen. ‘Jullie hebben ook je eigen leven’, zegt Toos vaak.
De overheid verwacht meer dan vroeger dat mensen zich voor elkaar verantwoordelijk voelen. De regering en de gemeente doen graag een beroep op de mantelzorg. Er is zelfs een nieuw woord bedacht, de ‘participatiesamenleving’. We moeten meer doen voor elkaar en niet alleen naar vadertje staat of moedertje gemeente kijken. Die springen pas in als het echt niet anders kan.
Hulp moet niet meer in verzorgingshuizen plaatsvinden, maar steeds meer thuis, in de eigen omgeving. Dit klinkt op zich mooi, maar de veranderingen moeten niet doorschieten. Veel mantelzorgers zijn nu al overbelast. Vaak is hun inzet voor de buitenwereld niet zichtbaar, maar dat maakt hen niet minder belangrijk.
Jaarlijks worden tijdens de dag van de mantelzorg mensen zoals Toos ‘in het zonnetje’ gezet. Dat is een mooi gebaar. Wat mij betreft schijnt dat zonnetje het hele jaar door!
© José van Rosmalen, 2013
zie ook: http://www.wij-rotterdam.nl/zonnetje/
Reactie plaatsen
Reacties